Stap 1

De belangen van kinderen

In deze stap breng je de belangen van kinderen in beeld. Deze stap bestaat uit twee afzonderlijke delen. In het eerste deel (1A) onderzoek je welke impact het wets- of beleidsvoorstel heeft op de verwezenlijking van kinderrechten. Dit doe je voor kinderen die geraakt worden door het voorstel. Én voor kinderen die opgroeien in kwetsbare situaties of die mogelijk extra of anders geraakt worden door dit voorstel. Ook kijk je naar zowel de korte- als de lange termijn. Dit doe je door te onderzoeken welke elementen en kinderrechten door het voorstel worden geraakt. Je borduurt voort op de eerste check die je gedaan hebt.

In het tweede deel (1B) voer je aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek (groeps)gesprekken met kinderen over het wets- of beleidsvoorstel. Stap 1A en 1B samen leiden tot een beeld van hoe het voorstel eruit moet komen te zien als je kinderrechten maximaal verwezenlijkt.

Stap 1A

Onderzoek de belangen van kinderen

Als uit de eerste check gebleken is dat de belangen van kinderen geraakt worden door het voorstel, maak je een verdiepingsslag. Beantwoord hierbij de volgende vragen:

  1. Op welke manier heeft het voorstel direct of indirect gevolgen voor het welzijn en de ontwikkeling van kinderen?
  2. Hoe kunnen de belangen van kinderen het best gewaarborgd worden in het voorstel?

Mogelijke bronnen

Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden en goed onderzoek uit te voeren, maak je zoveel mogelijk gebruik van de volgende documenten/expertise:

Verdieping zeven elementen en kinderrechten

In deze stap kijk je zowel naar de elementen als naar de kinderrechten. In bijlage 1 zijn de zeven elementen opgenomen in een Impact Matrix. Hierbij is tevens, als voorbeeld, een koppeling gemaakt met een aantal kinderrechten. Deze koppeling is niet uitputtend. Kijk daarom goed naar alle kinderrechten.

De matrix kun je gebruiken om de impact van het voorstel in beeld te brengen. Ook kun je andere elementen of kinderrechten aan deze matrix toevoegen, die specifiek verbonden zijn aan het voorstel maar die je niet goed kwijt kan onder bovengenoemde zeven elementen. Denk bijvoorbeeld aan elementen als ‘huisvesting’ of ‘klimaat’.

Het kan voorkomen dat elementen en/of kinderrechten onderling met elkaar botsen. Het behoud van de gezinsomgeving kan bijvoorbeeld in strijd zijn met de noodzaak om kinderen te beschermen tegen het risico van geweld of misbruik van ouders. Weeg dan de elementen en/of kinderrechten tegen elkaar af om een oplossing te vinden die het belang van kinderen vooropstelt.

Aandachtspunten

Impact op verschillende groepen kinderen
Breng in kaart wat de impact van het voorstel is op kinderen. Het kan zijn dat het voorstel alle kinderen in Europees – en/of Caribisch Nederland raakt, maar het kan ook om een specifieke groep kinderen gaan die geraakt worden door het voorstel. Als het wetsvoorstel bijvoorbeeld gaat over kinderen in jeugdzorg, dan kijk je vooral naar de impact op kinderen in de jeugdzorg. Maar als het onderwerp ‘huisvesting’ is, kan het om alle kinderen in Europees- en/of Caribisch Nederland gaan. Evenzo kan het hierbij gaan om kinderen die indirect geraakt worden, denk aan wetgeving rondom toeslagen voor het gehele huishouden.

Let op: bij een onderwerp zoals ‘migratie’ kan het ook gaan om kinderen die op dat moment niet in Europees- of Caribisch Nederland verblijven en/of niet de Nederlandse nationaliteit hebben.

Om vast te stellen of beoogde wet-, regelgeving en beleid voor alle kinderen hetzelfde uitpakt, breng je de impact ook in kaart voor kinderen (binnen de groep kinderen die geraakt worden door het voorstel) die opgroeien in kwetsbare situaties of die mogelijk extra of anders geraakt worden door het voorstel. Het element ‘kwetsbare kinderen of bijzondere situaties’ geeft hier mogelijk al inzicht in. Het kan bijvoorbeeld gaan om kinderen die kwetsbaarder zijn voor discriminatie of omdat ze een handicap of beperking hebben. Bovendien moet je nagaan of er groepen kinderen zijn die door het voorstel juist in een kwetsbare situatie of positie komen, terwijl daar nu nog geen sprake van is.

Deze groepen kinderen kun je identificeren aan de hand van de lijst van kinderen in kwetsbare situaties. De lijst is niet uitputtend, het kan ook zijn dat je andere groepen kwetsbare kinderen kunt definiëren. Stel jezelf bij elk van deze groepen kinderen de vraag of het voorstel specifieke effecten heeft op een of meerdere van deze groepen kinderen.

Beschrijf goed de eventuele verschillen tussen de uitkomsten voor de brede groep kinderen en de kinderen in een kwetsbare situatie.

Korte en lange termijn
Breng in kaart wat de gevolgen van het voorstel zijn voor zowel de korte als de lange termijn. Het voorstel moet niet alleen beoordeeld worden aan de hand van de situatie op het moment zelf maar er moet ook rekening worden gehouden met de impact in de toekomst.

Ook kan het zo zijn dat een voorstel op korte termijn negatieve effecten heeft (bijvoorbeeld doordat een wetswijziging voor onzekerheid en veranderingen zorgt bij de doelgroep), maar dat je op de langere termijn wel positieve effecten voorziet.

De uitkomsten van de eerste check en het onderzoek van stap 1A zijn input voor de (groeps)gesprekken met kinderen.

Stap 1B

Spreken met kinderen

Doel van het spreken met kinderen
De (groeps)gesprekken met kinderen zijn bedoeld om de mening van kinderen uit te vragen over het voorstel en de manier waarop dit hun leven, ontwikkeling en hun rechten raakt. Wat voor impact denken kinderen dat het voorstel op hun leven of dat van andere kinderen gaat hebben? Doe er alles aan om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van wat kinderen van het voorstel vinden.

Uit de gesprekken kun je over veel aspecten van het wets- of beleidsvoorstel informatie halen die je een nog beter beeld geven van de belangen van kinderen. Het gaat in het bijzonder om de volgende aspecten:

  • De mening van kinderen over het onderwerp en het voorstel;
  • Kinderrechten/belangen die mogelijk onder druk komen te staan en die nog niet onderkend waren (blinde vlekken);
  • De oplossingen die kinderen zien voor de eventuele knelpunten die uit het onderzoek van stap 1A komen.

Voorwaarden voor kinderparticipatie: Hoe voer je gesprekken met kinderen?

Uitgangspunt van participatie is vrijwilligheid
Belangrijke vereisten voor een goede en veilige participatie van kinderen zijn:

  • Informatie wordt in kindvriendelijke taal gegeven.
  • Transparantie is gewaarborgd tijdens het hele proces (verwachtingsmanagement). Het is belangrijk dat kinderen van tevoren weten waar het gesprek over gaat, wat ze tijdens het gesprek te wachten staat en wat met de uitkomsten van het gesprek gedaan wordt.
  • De setting is veilig en kindvriendelijk. Vraag bijvoorbeeld aan kinderen wat nodig is om zich fijn en veilig te voelen tijdens het (groeps)gesprek. Mogelijk willen kinderen iemand meenemen naar het gesprek, biedt daar ruimte voor. Sluit in het gesprek zoveel mogelijk aan bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen.
  • Inclusiviteit is gewaarborgd: zorg dat alle kinderen deel kunnen nemen.
  • Een professional die invloed heeft op het voorstel is aanwezig. Dit om te waarborgen dat de input van de kinderen daadwerkelijk wordt meegenomen in het voorstel.
  • Er is ruimte en voldoende tijd voor kinderen om zaken te benoemen die volgens hen belangrijk en relevant zijn.
  • Er wordt respectvol met elkaar omgegaan.
  • Geef een terugkoppeling van wat er met de input wordt gedaan (zie ook stap 4).

Het Kinderrechtencomité heeft in General Comment 12 aanwijzingen gegeven voor het horen van kinderen. Het comité benadrukt bijvoorbeeld dat er geen leeftijdsgrens is aan het recht van het kind om zijn of haar mening te uiten.

Verdere aandachtspunten bij het spreken met kinderen
Denk goed na over wie je wilt spreken en op welke manier je het beste het gesprek aan kunt gaan. Het spreken van kinderen kan op verschillende manieren; denk aan individuele gesprekken of gesprekken in groepen, kinderparlementen/ raden, door kinderen geleide organisaties, kindervakbonden of andere vertegenwoordigende lichamen, discussies op school, sociale netwerken, etc. Ook kun je hierbij gebruik maken van organisaties die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van kinder-/jongerenparticipatie.

De (groeps)gesprekken worden gehouden met de groep kinderen die geraakt wordt door het voorstel. Indien van toepassing, ook met kinderen in een kwetsbare situatie of die extra of anders geraakt worden door dit voorstel. Denk bij het spreken van kinderen ook na over een passende vertegenwoordiging van de kinderen die geraakt worden door het voorstel.

Als er groepsgesprekken plaatsvinden denk dan goed na hoe je deze gesprekken inricht. Realiseer je dat het voor kinderen in een kwetsbare positie niet altijd makkelijk is om te delen hoe zij zich voelen in een groep met kinderen die niet in deze kwetsbare positie verkeren. Dit kan een reden zijn om de groepen (de algemene doelgroep en eventueel verschillende groepen kinderen in een kwetsbare positie) apart van elkaar te spreken. Het is ook een optie om kinderen zelf te vragen hoe zij hierin staan. Ook raden we aan hierbij een professional te betrekken die de deskundigheid heeft om met kinderen dergelijke gesprekken te voeren.

Bij (het voorbereiden van) de gesprekken met kinderen kun je ook gebruik maken van de vragen die gebruikt worden in de checklist ‘Het beste besluit voor jou, een snelle check’. Weet je genoeg over de kinderen waarom het gaat, wat zij belangrijk vinden, welke mensen belangrijk voor hen zijn, wat zij nodig hebben om zich veilig te voelen, etc.?

Denk bij het benaderen van kinderen na of toestemming van ouders expliciet nodig is of hoe ouders geïnformeerd worden over deelname van hun kind aan de gesprekken. Ook moet er over nagedacht worden of je kinderen een vergoeding wilt geven voor de tijd die ze investeren.

Conclusie stap 1
Stel na het onderzoek en de (groeps)gesprekken met kinderen vast wat er moet gebeuren om in het voorstel kinderrechten voorop te stellen. Met andere woorden: hoe zou het voorstel eruit komen te zien als je kinderrechten werkelijk voorop stelt? Deze conclusie neem je mee in de afweging in stap 3.